Discriminatieverbod en bewijslast
Het belang van de werknemer om niet gediscrimineerd te worden heeft voorrang op het economisch belang van de werkgever op grond van het beginsel van gelijke behandeling. De werkgever handelt bijvoorbeeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel wanneer hij weigert met een geschikt bevonden sollicitante een arbeidsovereenkomst aan te gaan, met als hoofdreden haar zwangerschap. De weigering heeft in zulke gevallen voornamelijk te maken met de nadelige gevolgen voor de werkgever die voortvloeien uit de zwangerschap van de vrouwelijke werknemer.
Een belangrijke regel bij de discriminatieverboden is de verschuiving van de bewijslast. De zwangere vrouw die meent te zijn benadeeld doordat onterecht de voorkeur is gegeven aan een ander, moet feiten aanvoeren die kunnen doen vermoeden dat er onderscheid is gemaakt op een verboden grond. Dit betekent dat zij feiten of omstandigheden moet aanvoeren waaruit kan blijken dat zij is gediscrimineerd. De werkgever moet dan bewijzen dat hij niet in strijd met het discriminatieverbod heeft gehandeld en dat de sollicitante is afgevallen om een geldige reden.